Resultaten rassenonderzoek wintertarwe

Gepubliceerd op  woensdag 28 aug 2024 om 10:47 uur

Rassen

Dit seizoen lagen er in het LCG netwerk 37 rassen wintertarwe in proef, waarvan 30 op alle locaties. Hiervan zijn er vier hybriderassen, aangegeven met (H): SU Hyacinth, SU Hycardi, SU Hyntact en SU Hyreal. Er zijn ook enkele variëteiten voor de eerste maal beproefd, dit zijn Etoile, Intensity, King Kong, KWS Dawsum, LG Keramik, Pondor, Prestance, Revolver, Sabrum, SU Horizon, SU Hycardi (H), SU Hyreal (H), SY Transition en Winner. Als getuigerassen zijn de rassen gekozen die reeds 4 jaar of meer zijn beproefd in het LCG-netwerk: Chevignon, Gleam, KWS Extase, KWS Keitum, LG Skyscraper en SU Ecusson. De korrelopbrengst per ras wordt steeds weergegeven in relatieve cijfers (%) ten opzichte van het gemiddeld resultaat van deze rassen.

De resultaten van het poldergebied (kleigrond) worden steeds apart geanalyseerd van de resultaten op lichtere bodem, (zand-)leemgrond. Het rassenonderzoek vindt steeds plaats onder praktijkomstandigheden, met standaard zaaizaadbehandeling, bemesting volgens advies en ziektebestrijding op basis van het waarschuwingssysteem van LCG (EPIPRE).

Locaties

De rassenproeven werden op 7 locaties gezaaid, geografisch verspreid in Vlaanderen. In de Kustpolder (West-Vlaanderen) werden er 2 proeven gezaaid: Koksijde en Zuienkerke (Houtave). In het binnenland, op leem- en zandleemgrond, zijn er 5 proeven aangelegd: Sint-Martens-Lennik en Bertem in Vlaams-Brabant, Zwevegem (Sint-Denijs) en Poperinge in West-Vlaanderen en Tongeren in Limburg. 

Door de natte omstandigheden verliep de zaai zeer moeizaam en verspreid. In Oost-Vlaanderen, Melle, was er ook een proef gepland, de achtste locatie, maar het perceel te nat en kon er niet gezaaid worden. Enkel Poperinge en Sint-Martens-Lennik konden nog in oktober gezaaid worden, namelijk op 17/10/2023. De overige proeven moesten later dan voorzien ingezaaid worden, en was het wachten tot na november. De rassenproef in Tongeren werd gezaaid op 23/11/2023. Door de late zaai en de minder goede omstandigheden werd op deze locatie gekozen om aan een iets hogere dichtheid te zaaien dan andere jaren (400 ipv 350 korrels/m²). In West-Vlaanderen werd de proef in Zwevegem op 18/12/2023 gezaaid. In de twee weken na zaai viel er daar zo’n 60 l neerslag, bovenop de al zeer natte omstandigheden, wat het opkomen van de tarwe heeft bemoeilijkt. Hierdoor was de gewasstand er te onregelmatig om de proef verder te zetten (zie foto).

Ook in Bertem, Vlaams-Brabant werd er pas op 18 december gezaaid en had men te lijden onder de natte omstandigheden. Uiteindelijk is deze proef ook niet opgenomen in de tabel, door de lagere gewasstand van bepaalde variëteiten. Om te kunnen zaaien in Koksijde moest er gewacht worden tot de vorst op 20 januari (zie foto). De bodem liet het niet eerder toe om te zaaien. Ook in deze proef is de zaaidichtheid verhoogd, omwille van de omstandigheden: algemeen 450 korrels/m² en de hybriden aan 270 korrels/m². Deze proef wordt dan ook apart weergegeven. Het leert ons iets over het potentieel van bepaalde rassen bij een late zaai. Meer informatie over de zaaidata en -dichtheden is te vinden in de tabel met teeltomstandigheden (zie Downloads, onderaan de pagina).

Ziektes

Wat de bladziekten betreft, werd er in de gevoelige rassen een vroege aantasting van gele roest waargenomen, ook bladvlekken waren op dat moment aanwezig. Om deze aantasting wat te onderdrukken werd er beslist om een T0-fungicidebehandeling uit te voeren in Tongeren en Poperinge. Op de andere locaties is er één bladbehandeling en een aarbehandeling uitgevoerd. Opvallend voor dit seizoen is de vroege aanwezigheid van bruine roest. De eerste symptomen werden al vastgesteld op 8 april, in de meest gevoelige variëteiten. De reden hiervoor zijn de warmere voorjaarsmaanden, in combinatie met de bladeren die nat stonden. Het voorjaar 2024 was namelijk enerzijds nat maar bovendien ook relatief warm. Dit heeft er toe geleid dat de sporen van bruine roest goed konden kiemen en ontwikkelen. Volgens cijfers van het KMI viel er van begin oktober tot eind juli 985 l neerslag, terwijl er gedurende het graanseizoen gemiddeld zo’n 686 l valt. Uit onze eigen metingen hebben we 897 l aan de kust in Koksijde, 984 l in Poperinge en 935 l in Limburg waargenomen. Ook de schimmel Septoria kon goed gedijen in deze natte omstandigheden, waardoor veel bladvlekkenziekte is waargenomen tot in de bovenste bladeren.

Op het einde van het seizoen viel er tussen 10 en 22 juni 30 l in West-Vlaanderen tot 70 l in Limburg. Deze buien tijdens de bloei hebben de ontwikkeling van aarziekten in de hand gewerkt. In de verschillende graanregio's in Vlaanderen werd voor de oogst staal genomen van de aren, ter analyse van het mycotoxine DON. Verspreid over Vlaanderen zijn er zo 40 percelen bemonsterd. Hiervan zijn er 3 boven de toegelaten norm van DON-gehalte voor menselijke voeding (direct of bijproducten). Deze norm is bepaald op 1000 ppb volgens (EU) 2024/1022. De hogere waarden die wij detecteren zijn in 2 van de 3 gevallen te linken aan voorvrucht/rotatie. De twee percelen met het hoogste DON-gehalte hadden maïs als voorteelt. De teelt maïs is namelijk een waardplant voor fusarium. Ook bij ploegloos werken, is waakzaamheid geboden. In dit geval kunnen er gewasresten achter blijven, die als infectiebron optreden voor fusarium.

Opbrengst en kwaliteit

De oogst wintertarwe van 2024 is gestart op 25/07 in Lennik en op 12/08 is de laatste locatie, Bertem, gedorsen. Ondanks de latere zaai in Koksijde, kon de proef al geoogst worden op 10/08 aan een aanvaardbaar vochtgehalte van 14,9%. De opbrengst ligt er ook zeer hoog, ondanks de late zaai, 11 063 kg/ha. De andere proef aan de kust, Houtave, werd gezaaid op 11/10 en haalde een opbrengst van 11 323 kg/ha (zie foto). Een gelijkaardige opbrengst voor beide locaties dus, ondanks het verschil van 3 maanden in zaaidatum. Er zit wel een verschil in opbrengst tussen de variëteiten. Dit heeft onder andere te maken met de vroegheid van de rassen en de nood aan vernalisatie. Vernalisatie is de koudebehoefte die een ras nodig heeft om in aar te komen.

Algemeen ligt de opbrengst lager dan voorgaande jaren. Er is in het binnenland gemiddeld 8 628 kg/ha gedorsen onder proefomstandigheden. Tegenover 11 337 kg/ha vorig jaar en 14 358 kg/ha in 2022. In 2021 kenden we ook een natte voorjaar en zomer, toen kon er nog gemiddeld 9 481 kg/ha geoogst worden. Aan de kust, in de zwaardere kleigrond, zien we een gelijkaardige trend. Dit jaar werd er 11 063 kg/ha geoogst onder proefveldomstandigheden. Vorig jaar was dat nog 13 020 kg/ha, en 11 519 kg/ha in 2022. In 2021 haalden we een lagere opbrengst aan kust, t.o.v. dit seizoen, 10 872 kg/ha. De lagere opbrengst van afgelopen seizoen weerspiegelt zich dan ook in een lager duizendkorrelgewicht. Dit is het gewicht van 1000 zaden in gram uitgedrukt. Dit seizoen is dit 40,8 g, de voorgaande twee seizoen was dit 46,0 g en 43,8 g. Qua kwaliteit van het graan is het hectolitergewicht een interessante parameter. Ondanks het moeilijke seizoen, lag deze parameter niet veel lager dan vorig jaar, 76,3 t.o.v. 77,1.

Raadpleeg ook onze tools: Rassenfiche tool en de tool van het Rassenonderzoek resultaten 2024

Downloads