Bonenvlieg

Delia Platura

Levenswijze

De bonenvlieg kan verschillende generaties per jaar hebben zolang de omstandigheden het toelaten, volgens sommige bronnen tot meer dan 6 generaties.

Aantastingen van de bonenvlieg kunnen voorkomen in granen indien bladresten gedurende meerdere dagen met mooi weer op het veld blijven liggen. Dit kan voorkomen bij vroege rooi van bieten en cichorei of restanten van groenbemester. Het rottingsproces van de gewasresten trekt namelijk de bonenvlieg aan. De eileg gebeurt bij mooi weer op de rottende gewasresten, waarmee de larven zich vervolgens voeden. Bij kieming wordt ook het gezaaide gewas, zoals graan, aangevallen door de larven van bonenvlieg. 

De larven van de bonenvlieg vreten aan de kiemende zaden, waardoor er geen opkomst is van het graangewas. Daarnaast kunnen ook de jonge kiemplanten aangevallen worden. De larven dringen namelijk de plant binnen juist boven het uitstoelingsplateau en vreten het hart van de kiemplant aan. Dit zorgt voor vergeling van het jongste blad, waarna de kiemplant afsterft. Op het veld is de schade waar te nemen in stroken waar de meeste gewasresten voorkwamen. 

In akkerbouwteelten is de bonenvlieg voornamelijk gekend door de aangerichte schade bij vroeg gezaaide wintergranen. Schade kan echter ook optreden in de lente, bijvoorbeeld wanneer een laatste snede raaigras gevolgd wordt door de zaai van maïs of na inzaai na onvolledig ingewerkte groenbemester. We stellen meer schade door bonenvlieg vast, waarschijnlijk als gevolg van klimaatopwarming.

Preventie

Om het risico op bonenvlieg te beperken zijn een aantal preventieve maatregelen mogelijk.

  • Bladeren en gewasresten onderwerken om de eileg te voorkomen
  • Na mooi weer kunnen op niet-ondergewerkte gewasresten larven ontwikkelen, onderwerken heeft dan geen effect meer, een uitgestelde zaaidatum (+- 4 weken) is aan te raden
  • Op risicopercelen kan een zaaizaadbehandeling soelaas beiden.

A tot Z