Opsporen van de tarwestengelgalmug

Haplodiplosis marginata

Tijdens de teelt

Het opvolgen van de vluchten van de tarwestengelgalmug kan door het plaatsen van gele vangbakken, die gevuld zijn met water en detergent. Deze worden in het graangewas geplaatst vanaf april. Het waterniveau in de vangbakken bevindt zich ongeveer 20 cm boven de grond.

Het is aan te raden om dagelijks de vallen te controleren of er donkerrode mugjes (4 tot 5 mm groot) voorkomen. 

Van zodra de vluchten van de tarwestengelgalmug begonnen zijn, is het belangrijk het begin van de eiafzetting niet te missen, en de verdere eiafzetting op te volgen tot het einde van de eiafleg. De eiafzetting controleer je best op de boven- en onderzijde van de bladeren van de granen. De eitjes liggen in rijtjes, evenwijdig met de bladnerven, zijn zeer klein en rood/donkerbruin van kleur. De eitjes zijn het gemakkelijkst op te sporen bij zonlicht, want in het zonlicht glanzen de eitjes.

CRA-W Gembloux

Daarnaast kan je nagaan of er larven aanwezig zijn op de graanplant, op de bladeren of tussen de stengel en de bladschede, vanaf de eerste eileg. 

Na de teelt

De larven van de tarwestengelgalmug zijn gemakkelijk op te sporen in de bodem. In een perceel komen de in de bodem aanwezige larven heterogeen verspreid voor. Ze zijn oranje-rood van kleur en ongeveer 5 mm groot.

Bij geploegd land bevinden deze larven zich in de ploegvoor.

Bij niet geploegd land bevinden een deel van de larven zich oppervlakkig, maar de meeste bevinden zich enkele centimeters diep.

A tot Z