Tarwestengelgalmug

Bestrijding van Haplodiplosis marginata

Cultuurtechnische maatregelen

Zaaitijdstip

Heel laat gezaaide wintertarwe is kwetsbaarder dan vroeggezaaide. Hoe minder het graangewas namelijk ontwikkeld is op het ogenblik dat er een aantasting is door de tarwestengelgalmug, hoe meer het gewas er onder lijdt. Hierdoor is wintertarwe algemeen kwetsbaarder dan wintergerst, aangezien wintergerst reeds verder ontwikkeld is op het moment van de vluchten van de tarwestengelgalmug.

Indien wintertarwe uitgezaaid wordt op risicopercelen voor de tarwestengelgalmug, wordt aanbevolen vroeg te zaaien én tevens vroege rassen uit te zaaien. Een beter ontwikkeld gewas na de winter is minder vatbaar aan schade.

Gewasrotatie

Percelen met veel granen in de vruchtwisseling vertonen een groter risico. Granen gedurende meerdere opeenvolgende jaren geteeld op hetzelfde perceel, en ook monocultuur van granen hebben namelijk een vermenigvuldigingseffect op het aantal larven in de bodem. Hou dus een ruime vruchtwisseling aan.

Rassenkeuze

Tot op heden zijn er geen rassen gekend die resistent zijn tegen de tarwestengelgalmug.

Stoppelbewerking

Na de oogst van de granen is het interessant om de graanstoppel (verschillende malen) te bewerken met een cultivator. Dit brengt de larven naar de oppervlakte, die op het einde van de ontwikkelingscyclus op de grond zijn gevallen. Hierdoor zullen de aanwezige larven van de Tarwestengelgalmug uitdrogen en afsterven.

Aandacht voor (onkruid)grassen

Kweekgras volgens de literatuur is één van de voornaamste waardplanten, waarop de larven zich volledig kunnen ontwikkelen. Kweekgras laat dus een belangrijke vermenigvuldiging toe van de tarwestengelgalmug, vandaar dat de bestrijding van kweekgras zeer belangrijk is. De tarwestengelgalmug kan eveneens voorkomen in bepaalde andere onkruid- en weidegrassen, waar de larven zich kunnen ontwikkelen tot een volwassen stadium. Binnen de weidegrassen kunnen de larven zich ontwikkelen op onder andere Engels en Italiaans raaigras. De overlevingsgraad van de larven is echter veel groter bij kweek.

De tarwestengelmug verplaatst zich doorgaans niet ver. Daarom dat de tarwestengelgalmug vaak voorkomt op plaatsen waar veel graangewassen in de (directe) omgeving staan. De bestrijding van de tarwestengelgalmug wordt best niet alleen op perceelsniveau, maar ook op regioniveau aangepakt.

Chemische bestrijding

De chemische bestrijding gebeurt hoofdzakelijk met contactinsecticiden gericht op het bestrijden van de mug en de larven, die aanwezig zijn op de bladeren. Dit vindt best plaats op de dagen na de eiafzetting. Van zodra de larven zich tussen de stengel en de bladschede bevinden, zijn ze niet meer bereikbaar voor de contactinsecticiden. Behandelen voor de eileg is niet efficiënt. Hier bestaat het risico dat enerzijds de eileg terechtkomt op een ondertussen sterk verdund insecticidedepot en dus een te lage concentratie om doeltreffend te zijn. Of dat anderzijds de eileg op nieuw gevormde bladeren plaatsvindt, waar dus geen insecticide aanwezig is.

Ter bestrijding van de tarwestengelgalmug kunnen insecticiden op basis van een pyrethroïde ingezet worden. Raadpleeg hiervoor Fytoweb of Inagro's gewasbeschermingsapp.

Behandel niet overdag, vooral niet wanneer het te warm en te droog is. De tarwestengelgalmug is bij droog weer minder frequent waar te nemen. ’s Avonds en vroeg in de ochtend, als het vochtig genoeg is, is de mug veel actiever. Best is ook behandelen bij windstil weer en voldoende water gebruiken bij de behandeling.

Na de bespuiting kunnen er nieuwe bladlagen ontwikkelen, waarop in de daaropvolgende weken nieuwe eiafzetting kan plaatsvinden. Vandaar het belang om op risicopercelen de eiafzetting verder op te volgen, zeker ook op de nieuw gevormde bladlagen. Indien er opnieuw eileg vastgesteld wordt op de bladeren is een nieuwe behandeling te overwegen.

A tot Z